De vuurwerkramp 25 jaar later, wat weten we wel?

Onderstaande tekst is een samenvatting van de presentatie uit 2010.

Wat er op 13 mei 2000 is gebeurd is globaal duidelijk, echter alleen het wat, helaas niet het wie. Duidelijk is wel dat het is gebeurd met een sleutel van het terrein van SEF en met enige kennis van de opslag.

De technische inleiding

Roest en professioneel vuurwerk zijn een zeer ongelukkig combinatie, omdat deze onderling reageren, een variant van een thermiet reactie. De meeste zeecontainers bij SEF waren niet geschikt voor de opslag van vuurwerk omdat zij niet volledig roestvrij waren. Was dit wel het geval dan was het incident van het "eerste vlammetje" niet geëscaleerd tot de ramp. Roest speelt een rol bij de overdracht naar zeecontainer E2 en daarna naar zeecontainer E3.

Aanvullend waren de vuurwerkopslagplaatsen niet onderling afgeschermd en ontkoppeld voor explosie-escalatie omdat een aardewal tussen de opslagen ontbrak. Hierdoor kon een zogenaamde "explosie-trein" ontstaan, van kleine inleidende explosie naar een grote krachtige explosie. Bijvoorbeeld bij de laatste explosie van container E11 naar bunker C11, door naar zeecontainer E8.

De ramp ontstond omdat zwaar professioneel vuurwerk was opgeslagen in een daarvoor niet geschikte opslaglocatie, gelegen in een woonwijk.

13 mei 2000

De vuurwerkramp van Enschede kent verschillende fases. De chaos-fase is de eerste en deze begint rond 14:25 met het betreden van het terrein van SEF. Dit gebeurt met de zogenaamde "buitendienst sleutel". Een sleutel waarmee de looppoort kon worden geopend alsmede de oude kantine (C1) en loods G. In deze fase worden meerdere ruimtes betreden waarbij gebruik wordt gemaakt van deze sleutel en worden vuurpijlen afgestoken. De logica van het handelen is onduidelijk; mede daarom wordt deze fase aangeduid met de term "chaos-fase".

Vervolgens worden vuurwerkopslagplaatsen die waren afgesloten met een discusslot, geopend/open gebroken met de methode van een zogenaamde "valse sleutel" (de inbraak). Andre de Vries was bekend met het openen van discussloten met een "valse sleutel". Uit de geopende opslagplaatsen wordt vuurwerk gehaald, wat wordt neergezet tussen bunker C4 en de Mavo-boxen. Het ging om verschillende soorten cakedozen en kleine titanium salutes. Andre de Vries klunst met het transport van een cakedoos vanuit een opslagplaats naar de stapel. Nadat hij deze cakedoos op of bij de stapel heeft gezet, ontbrandt de cakedoos na enkele seconden spontaan. Andre stond toen globaal bij de overgang van bunker C6 en C8, met zijn rug naar de stapel vuurwerk, terwijl hij liep richting het einde van het bunkercomplex. De ontstoken cakedoos leidt tot een explosie van de stapel vuurwerk. Deze explosie wordt onder andere door het weerstation van Altena geregistreerd en door veel mensen gehoord en de uitwerking gezien. Dit is het zogenaamde "eerste vlammetje".

De deuren van C2, C4 en C6 worden door deze explosie naar binnen gedrukt, aanvullend wordt de deur van de werkbunker C2 aan de kantoorzijde door de onderdruk van de explosie van het "eerste vlammetje" in de bunker gezogen. In de werkbunker (C2) en C4 ontstaat brand, maar ook in C6 smeult het. Rond 15:22 ontploft bunker C6 en werpt haar deur(-en) richting de Mavo-boxen.

Iets na half vier komt brandend vuurwerk uit het bunkercomplex terecht bij de kapotte en doorgeroeste zeecontainer E2. De inhoud van deze container raakt in brand waarmee de keten van grote explosies tot ontwikkeling kwam. Deze zeecontainer E2 mocht en kon door de fysieke toestand, niet voor opslag van vuurwerk worden gebruikt, toch deed SEF dit.

Het uitgeworpen en brandende vuurwerk uit E2 ontsteekt de inhoud van zeecontainer E3, waardoor de keten van de voorlaatste explosie in gang wordt gezet. Het gaat bij de voorlaatste explosie van zeecontainer E3 naar het kleine bunkertje C16 naar mavo-box M6/M7 door naar mavo-box M3.

Vlak voor de laatste explosie stort de kopzijde van het bunkercomplex gedeeltelijk in. Deze was reeds door de explosie van C16 ontwricht. Hierdoor raakt meer vuurwerk bij de brand betrokken. En wordt zeecontainer E11 ontstoken. De explosie van zeecontainer E11 fungeert als aanjager voor de krachtige laatste explosie van het bunkercomplex bij C11, vervolgens ontploft zeecontainer E8 ook nog.

De Proloog

De vuurwerkramp van Enschede kent ook een proloog. Dit zijn de werkzaamheden voor het inschuiven van een tunnel in de Auke Vleerstraat, daar wordt rond 13:00 uur breekwerkzaamheden aan duikers uitgevoerd, de geluiden hiervan zijn aangezien voor vroeg vuurwerk.

De vuurwerkramp 10 jaar later

De vuurwerkramp is onderzocht door verschillende instanties. Een overzicht van de eerste onderzoeken vindt u hier. Na het rapport van Oosting en het strafproces zijn nog een aantal resultaten en hypotheses naar buitengekomen over de vuurwerkramp. Deze resultaten zijn op te delen in drie groepen.

De onderzoeken in lijn met oosting

De eerste groep zijn de onderzoeken in het kader van het CHAF project en de onderzoeken van de KMA/MSNP. Bij al deze proeven wordt het gevaar van professioneel vuurwerk verder aangetoond. Tot deze groep kunnen ook de onderzoeken naar de vuurwerkbranche en vuurwerkketen worden gerekend, waarbij duidelijk wordt dat een deel van de vuurwerkhandel als crimineel kan en moet worden aangemerkt.

De alternatieven verklaringen

De tweede groep wordt gepoogd de ramp in Enschede te verklaren uit andere factoren dan professioneel vuurwerk. Het gaat hierbij om de impliciete of expliciete verwijten aan de brandweer dat de ramp is veroorzaakt door het blussen met water. Tot deze groep kunnen worden gerekend het Oostenrijkse onderzoek van Kappl, ook bekent als de koolstoftheorie, de waterstof theorie o.a. van het Greijdanus College in Zwolle en de variant van de ijsfonteinen van Wagenvoort en Vuyk.

Kappl, de koolstof theorie

Het onderzoek van Kappl uit mei 2005 kent drie problemen.

Het eerst probleem is de opzet van het rapport en de vertaling van de Duitse tekst in het Engels. Het rapport voldoet niet aan de basale vereisten van verslaglegging en rapportage en de "vertaling" maakt de "ideeën" zeer ontoegankelijk.

Het tweede probleem is dat aan het rapport door de opdrachtgevers conclusies zijn toegevoegd die een relatie leggen tussen het onderzoek en de vuurwerkramp. Deze extra conclusies zijn door de onderzoeker niet zelf geformuleerd, worden door het onderzoek niet gedragen en zijn inhoudelijk discutabel. Het betreft dan de rol van de brandweer bij het blussen c.q. veroorzaken van de ramp.

Het derde probleem is dat de theoretische basis van het onderzoek onjuist is, zoals verwoord in een artikel in het Chemisch Weekblad, met de toepasselijke titel "Apekoolstof theorie".

De waterstof theorie, het onderzoek van de scholieren Zuidhof en Kamp van het Greijdanus College in Zwolle.

Dit is een aardig onderzoek van twee scholieren voor hun profielwerkstuk en verdient als zodanig waardering, doch de relevantie voor de vuurwerkramp is gering. Op pagina 21 van het verslag wordt uitgerekend dat bij de reactie van de ijsfonteinen 65933 Kcal aan energie vrij kwam. In SI eenheden is dit 276 MJ, dit lijkt een hoop energie, maar is gelijk aan de energie van 122 Big Macs of de energie van 8 liter benzine. Bij de laatste explosie van de vuurwerkramp kwam 75000 MJ (75 GJ) energie vrij, de ijsfonteinen leveren dus maximaal 3,8 promille van deze energie.

De ijsfonteinen van Wagenvoort en Vuyk

Het verhaal van ijsfonteinen is een variant van de eerdere twee theorieën. De denkfout die wordt gemaakt is dat: wordt vergeten dat de uitwerking van vuurwerk een combinatie is van het toegepaste pyrotechnische mengsel en de pyrotechnische constructie. Als de constructie wordt gewijzigd, door bijvoorbeeld een ijsfontein in een meloen te stoppen, wordt ook de uitwerking anders. Vergelijkbaar met een astronaut, aangestoken bij het lont is het een rotje en als je de astronaut knakt en in het midden aansteekt heb je een spuiter.

Het rapport van Paul van Buitenen
Paul van Buitenen heeft een lijvig rapport geschreven over de vuurwerkramp. Hij presenteert alle eerdere complotverhalen als een nieuw onderzoeksresultaat. Het rapport is derhalve geen aanleiding geweest voor het OM tot nader onderzoek of vervolging Paul van Buitenen heeft zich vervolgens van het dossier afgekeerd. Het heeft hem wel meerdere aangiftes van smaad en laster opgeleverd.

De derde groep zijn de complotverhalen

Het kenmerk van deze derde groep is dat niet meer de gebeurtenis met de bekende uitwerking centraal staat doch alternatieve gebeurtenissen die ook tot een ramp zouden kunnen leiden, dan wel ideologische gedachten die van toepassing zouden kunnen zijn op de ramp in Enschede. Dit wordt vervolgens dan gepresenteerd als een alternatieve verklaring voor de vuurwerkramp. Tot deze groep horen de verhalen over militairmateriaal, een explosie op een filmset of de ramp als straf van God.

Download

Onbekendheid risico's evenementenvuurwerk verklaart omvang ramp Enschede.
Persbericht 16-11-00

Trouw 17-11-00 pagina1 1 en 2

NRC 17-11-00

MSNP rapport over de vuurwerkramp 27-02-01

NTN en het NRC over het MSNP onderzoek

NRC over de rapporten

Een grote zaak met een klein mannetje
Trouw 14-04-2003

 

 

Zie ook

Contact

Tijdslijn

Zie ook: